Uitspraak
18/2771 PW
10 april 2018, 17/2851 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Limburg. De appellante, die bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor reiskosten om haar gedetineerde partner te bezoeken. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Weert, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die de kosten rechtvaardigden. De Raad oordeelde dat de appellante niet had aangetoond dat zij haar partner meer dan één keer per maand moest bezoeken, en dat de kosten voor de maandelijkse systeemgesprekken al door de tbs-kliniek werden vergoed. De Raad bevestigde dat het college zich terecht op het standpunt had gesteld dat de reiskosten voor meerdere bezoeken niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De appellante had ook geen bewijs geleverd dat haar situatie afweek van de beleidsregels van het college, die stellen dat bijzondere bijstand voor reiskosten alleen mogelijk is als het gezinslid voorafgaand aan de detentie op hetzelfde adres woonachtig was. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.