Op 16 januari 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een disciplinaire maatregel opgelegd aan een politieambtenaar, appellant, door de korpschef van politie. De zaak betreft een incident tijdens een kerstviering op 17 december 2015, waarbij appellant, verkleed als Sinterklaas, kwetsende opmerkingen maakte over een collega. Dit leidde tot een onderzoek naar plichtsverzuim en uiteindelijk tot een disciplinaire straf van inhouding van zestien verlofuren. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Limburg, die de eerdere beslissing van de korpschef gedeeltelijk had vernietigd. De Raad heeft vastgesteld dat de korpschef in redelijkheid de disciplinaire maatregel kon opleggen en dat de overplaatsing van appellant naar een andere eenheid gerechtvaardigd was. De Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte het beroep gegrond had verklaard en vernietigde de aangevallen uitspraak. Het verzoek van appellant om schadevergoeding werd afgewezen, omdat er geen onrechtmatig besluit was genomen. De Raad verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond en vernietigde het besluit van 28 november 2018, omdat de grondslag daarvan was komen te vervallen.