ECLI:NL:CRVB:2020:911
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging nabestaandenuitkering wegens het bereiken van de leeftijd van achttien jaar door het jongste kind en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de beëindiging van de nabestaandenuitkering van appellante, omdat haar jongste kind op 25 augustus 2012 achttien jaar is geworden. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft de uitkering beëindigd, omdat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor de uitkering. Appellante heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar heeft later psychische problemen gemeld, wat leidde tot een beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid door het Uwv. De verzekeringsarts concludeerde dat appellante op de datum in geding niet ten minste 45% arbeidsongeschikt was, wat door de Svb werd overgenomen. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar lichamelijke en psychische klachten onvoldoende zijn meegewogen in de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid.
De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het bestreden besluit van de Svb op een zorgvuldig medisch onderzoek berust. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank gevolgd en vastgesteld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De Raad heeft ook vastgesteld dat de door appellante overgelegde gegevens niet voldoende onderbouwing bieden voor haar claims over haar arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, wat betekent dat appellante geen recht heeft op een nabestaandenuitkering na 31 augustus 2012.