In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Appellant, die op 4 augustus 2014 door zijn zorgverzekeraar als wanbetaler was aangemeld, heeft in 2017 verzocht om terugbetaling van een bedrag van € 305,06 en vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 55,47. CAK heeft het verzoek om incassokosten afgewezen, omdat het bedrag van € 305,06 op tijd was terugbetaald. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. In hoger beroep stelt appellant dat CAK de incassokosten moet vergoeden. De Centrale Raad van Beroep overweegt dat het verzoek van appellant om terugbetaling van het bedrag van € 305,06 terecht is, maar dat er geen reden is voor het toekennen van incassokosten, aangezien het bedrag tijdig is betaald. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, met verbetering van gronden, en wijst de vordering tot vergoeding van incassokosten af. De uitspraak is gedaan op 8 april 2020.