ECLI:NL:CRVB:2020:880
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand met toepassing van de kostendelersnorm en bewijsvoering van commerciële huurrelaties
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante had bijstand aangevraagd op grond van de Participatiewet (PW) en was van mening dat de bijstand ten onrechte was gebaseerd op de kostendelersnorm, omdat zij een commerciële relatie had met de verhuurders van haar woonruimtes. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet heeft aangetoond dat zij op basis van een commerciële overeenkomst verbleef op de adressen waar zij woonde. De rechtbank had eerder het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond verklaard. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de bewijsvoering van de huurbetalingen door appellante. De overgelegde kwitanties werden niet als voldoende bewijs beschouwd, omdat deze niet overeenkwamen met de schriftelijke huurovereenkomsten. De Raad concludeerde dat het college terecht de kostendelersnorm had toegepast en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.