ECLI:NL:CRVB:2020:860
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing Wajong-uitkering wegens gebrek aan duurzaam arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een Wajong-uitkering aan appellante. De Raad oordeelde dat appellante niet over het benodigde arbeidsvermogen beschikte, maar dat er geen sprake was van een duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen. De rechtbank had eerder de aanvraag van appellante afgewezen op basis van artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong 2015. Appellante had geen rechtsmiddelen aangewend tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank van 30 januari 2019, waardoor het recht op een Wajong-uitkering voor de periode tot 3 juni 2017 vaststond.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen verwezen naar eerdere uitspraken en rapporten van de verzekeringsarts. Het Uwv had in een besluit van 18 maart 2019 opnieuw geconcludeerd dat appellante geen recht had op een Wajong-uitkering. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte had geconcludeerd dat appellante vanaf 27 oktober 2016 weer belastbaar was, terwijl eerdere rapporten wezen op een chronische aandoening en een gebrek aan arbeidsvermogen.
De Raad heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij hij benadrukte dat de wetgeving per 1 januari 2015 de toegang tot de Wajong 2010 had afgesloten. De uitspraak van de Raad bevestigt dat appellante geen recht heeft op arbeidsondersteuning en dus ook niet op een Wajong-uitkering, gezien de omstandigheden en de wetgeving.