ECLI:NL:CRVB:2020:803
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van het Uwv om terug te komen op eerdere WAO-besluiten wegens gebrek aan nieuwe feiten of veranderde omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die sinds 1996 wegens gewrichtsklachten arbeidsongeschikt is, heeft in 2016 een aanvraag ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen van eerdere besluiten waarbij haar WAO-uitkering was geweigerd. Het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven om de eerdere besluiten te herzien. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn. Zij stelde dat haar gezondheid was verslechterd en dat de verzekeringsarts onvoldoende onderzoek had gedaan. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de eerdere besluiten van het Uwv in twijfel trekken. De Raad heeft benadrukt dat nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden alleen kunnen worden erkend als deze na het eerdere besluit zijn voorgevallen of als ze niet eerder konden worden aangevoerd.
De Raad heeft de argumenten van appellante niet overtuigend geacht en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad concludeert dat het Uwv terecht heeft geweigerd om terug te komen op de eerdere besluiten, omdat er geen nieuwe relevante informatie is gepresenteerd die een herziening rechtvaardigt. De uitspraak is openbaar gedaan en er zijn geen proceskosten toegewezen.