Uitspraak
17.4188 PW
OVERWEGINGEN
11 mei 2015 weer op adres 1. Met ingang van 11 mei 2015 staat X ingeschreven op adres 3, op welk adres ook zijn opa staat ingeschreven.
(sociale recherche) een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellante verleende bijstand. In dat kader heeft de sociaal rechercheur onder meer dossieronderzoek verricht, diverse registers geraadpleegd en inlichtingen over het water- en energieverbruik op de in 1.3 en 1.4 bedoelde adressen ingewonnen. Van 17 september 2013 tot en met
20 september 2013 en op 10, 11 en 19 juni 2014 zijn waarnemingen verricht bij adres 1 en het uitkeringsadres en gedurende de periode van 8 december 2014 tot en met 15 december 2014 en tussen 1 april 2015 en 10 april 2015 zijn waarnemingen verricht bij het uitkeringsadres. Op 13 april 2015 heeft de officier van justitie toestemming verleend voor stelselmatige observatie van appellante en X en in de periode van 14 april 2015 tot en met 1 juli 2015 hebben observaties bij het uitkeringsadres plaatsgevonden. Op 6 januari 2016 zijn appellante en X aangehouden en op dezelfde dag verhoord. Op die dag heeft ook een buurtonderzoek plaatsgevonden bij het uitkeringsadres en zijn een tweetal buurtbewoners en de opa van X als getuige gehoord. De bevindingen van het onderzoek van de sociale recherche zijn neergelegd in de op ambtsbelofte opgemaakte rapporten van 15 januari 2015 en 16 februari 2016.
12 oktober 2011 en zelf in de zaak voorzien door het besluit van 7 maart 2016 te herroepen voor zover de bijstand is ingetrokken van 1 juni 2001 tot 24 juni 2002 en van 14 juni 2006 tot en met 11 oktober 2011.
7 maart 2016 herroepen voor zover dat betrekking heeft op de intrekking van de bijstand over de periode van 24 juni 2002 tot 14 juni 2006. Uit 4.2 tot en met 4.7.3 volgt dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor het overige moet worden bevestigd.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 2 januari 2017 over de periode van 24 juni 2002 tot 14 juni 2006 in stand zijn gelaten;
- herroept het besluit van 7 maart 2016 voor zover daarbij de bijstand is ingetrokken over de periode van 24 juni 2002 tot 14 juni 2006 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit van 2 januari 2017;
- bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor het overige;
- veroordeelt het college in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.024,-;
- bepaalt dat het college aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 124,- vergoedt.