ECLI:NL:CRVB:2020:782
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van eerdere uitspraak inzake griffierecht en nieuwe feiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 12 juni 2018. Verzoeker had verzocht om herziening op basis van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat stelt dat een onherroepelijke uitspraak kan worden herzien op grond van feiten en omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, maar niet bekend waren bij de indiener van het verzoek. Tijdens de zitting op 13 februari 2020 was verzoeker aanwezig, terwijl het CAK zich niet liet vertegenwoordigen.
De Raad heeft overwogen dat verzoeker in zijn eerdere verzet tegen de uitspraak van 27 september 2017 niet heeft aangetoond dat hij niet in staat was het griffierecht te voldoen binnen de hem gegeven termijn. De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gepresenteerd die aanleiding zouden geven tot herziening van de eerdere uitspraak. Het verzoek om herziening is afgewezen, omdat het niet voldoet aan de vereisten van artikel 8:119 van de Awb. De Raad benadrukt dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak of de juistheid van de eerdere uitspraak.
De beslissing is genomen door rechter H. Benek, in aanwezigheid van griffier E.D. de Jong, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.