ECLI:NL:CRVB:2018:1723

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
16/3745 ZVW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2018 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere beslissing van 27 september 2017, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De appellant had verzet aangetekend omdat hij van mening was dat hij niet in verzuim was geweest met betrekking tot het betalen van het griffierecht. Tijdens de zitting op 1 mei 2018 heeft de appellant verklaard dat hij het griffierecht niet had betaald omdat hij ziek was en in het ziekenhuis was opgenomen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant in verzet geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot een andere conclusie. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant twee keer een termijn van vier weken heeft gekregen om het griffierecht te voldoen, en dat er geen bewijs is dat hij gedurende deze periode niet in staat was om aan zijn verplichtingen te voldoen. De Raad heeft daarom het verzet ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 juni 2018
16/3745 ZVW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 april 2016, 15/4993 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)

CAK

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 27 september 2017 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 1 mei 2018, waar appellant is verschenen. CAK heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 27 september 2017 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 18 juli 2016 gestelde termijn is betaald, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Ter zitting heeft appellant aangevoerd dat hij het griffierecht niet heeft betaald aangezien hij ziek is geweest en in het ziekenhuis was opgenomen.
De Raad is van oordeel dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. Appellant heeft twee keer een termijn van vier weken gehad om het griffierecht te voldoen. Niet is gebleken dat appellant deze gehele periode buiten staat is geweest het griffierecht te voldoen. Appellant heeft dit ter zitting ook erkend.
Dit betekent dat het verzet ongegrond moet worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) N.L. Kuipers

IJ