ECLI:NL:CRVB:2020:781
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van ouderdomspensioen op basis van duurzaam gescheiden leven
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de herziening van het ouderdomspensioen van betrokkene, die op dat moment gehuwd was, maar een ouderdomspensioen ontving voor een ongehuwde pensioengerechtigde. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had geconcludeerd dat betrokkene en haar echtgenoot niet duurzaam gescheiden leefden, wat leidde tot de herziening van het pensioen naar dat voor een gehuwde pensioengerechtigde.
De rechtbank had eerder het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van de Svb vernietigd, waarbij werd geoordeeld dat betrokkene voldoende aannemelijk had gemaakt dat zij duurzaam gescheiden leefde van haar echtgenoot. De Svb ging echter in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling gekeken naar de feitelijke omstandigheden en de motieven van de echtelijke samenleving als niet relevant beschouwd. De Raad concludeerde dat de feiten erop wijzen dat betrokkene en haar echtgenoot niet duurzaam gescheiden leven, en dat de rechtbank ten onrechte het beroep gegrond had verklaard.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Dit betekent dat de Svb het ouderdomspensioen van betrokkene terecht heeft herzien naar dat voor een gehuwde pensioengerechtigde. De uitspraak benadrukt het belang van feitelijke omstandigheden bij de beoordeling van het begrip duurzaam gescheiden leven, zoals vastgelegd in de Algemene Ouderdomswet (AOW).