ECLI:NL:CRVB:2020:778
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van schadevergoeding in het kader van AOW en WW-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant had een AOW-pensioen aangevraagd en was in geschil met de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de toekenning van een schadevergoeding. De appellant had ingestemd met het stopzetten van de WW-uitkering van zijn partner en had gekozen voor een toeslag op zijn AOW-pensioen. De Svb had de toeslag herzien op basis van het inkomen van de partner, wat leidde tot een terugvordering van te veel betaalde bedragen. De appellant stelde dat de onjuiste informatie van de Svb had geleid tot een ongunstige inkomenspositie en vroeg om schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat er geen schade was, omdat de appellant zelf had gekozen voor de toeslag en geen bezwaar had gemaakt tegen de verlaging van de toeslag. In hoger beroep herhaalde de Raad dat er geen recht op schadevergoeding was, omdat de appellant niet kon aantonen dat de schade het gevolg was van de onrechtmatige besluiten van de Svb. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant niet kon worden gevolgd in zijn stellingen over de looptijd van de WW-uitkering en de berekening van de schade. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar uitspraken.