4.1.Tussen partijen is niet in geschil dat met de waarnemingen en de daarbij gebruikte camera een inbreuk is gemaakt op het recht op respect voor het privéleven als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het EVRM van in ieder geval betrokkenen 1 en 3. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of deze inbreuk in overeenstemming is met het bepaalde in het tweede lid van artikel 8 van het EVRM. Hierbij speelt eerst de vraag of voor deze inbreuk een toereikende wettelijke grondslag bestaat.
4.1.1.In artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wlz is, voor zover van belang, bepaald dat het zorgkantoor voor alle verzekerden die wonen in de regio waarvoor hij is aangewezen, is belast met de verstrekking van het pgb, alsmede in een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen mate met de administratie of controle van de aan die verzekerden verleende zorg.
4.1.2.In artikel 4.2.4, derde lid, van de Wlz is, voor zover van belang, bepaald dat bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, nadere voorwaarden aan de administratie of controle kunnen worden gesteld.
4.1.3.In artikel 9.1.2, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wlz is bepaald dat Wlz-uitvoerders, zorgaanbieders, het CAK en het CIZ, elkaar kosteloos de persoonsgegevens van de verzekerde, waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens, verstrekken dan wel elkaar deze gegevens voor dit doel voor inzage of het nemen van afschrift ter beschikking stellen, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor het verrichten van controle of fraudeonderzoek door de Wlz-uitvoerders.
4.1.4.In artikel 3.6.7, aanhef en onder c, van het Besluit langdurige zorg is bepaald dat bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld in het belang van een goede uitvoering van het pgb. Deze regels kunnen mede betrekking hebben op de verantwoording en de controle.
4.1.5.Ingevolge artikel 7.2 van de Regeling langdurige zorg (Rlz), voor zover van belang, houdt de controle, bedoeld in artikel 9.1.2, eerste lid, onder i, van de wet in:
a. materiële controle: een onderzoek waarbij de Wlz-uitvoerder nagaat of de door de zorgaanbieder in rekening gebrachte prestaties is geleverd en die geleverde prestatie het meest was aangewezen gezien de gezondheidstoestand van de verzekerde.
4.1.6.Ingevolge artikel 7.10, eerste lid, van de Rlz houdt het fraudeonderzoek, bedoeld in artikel 9.1.2, eerste lid, onder j, van de wet een onderzoek in waarbij de Wlz-uitvoerder nagaat of de verzekerde of de zorgaanbieder valsheid in geschrifte, bedrog, benadeling van rechthebbenden of verduistering pleegt of tracht te plegen bij de uitvoering door betrokken personen en organisaties van de verzekering op grond van de wet, met het doel een prestatie, vergoeding, betaling of ander voordeel te krijgen waarop de verzekerde dan wel de zorgaanbieder geen recht heeft of recht kan hebben.