ECLI:NL:CRVB:2020:766
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toepassing van de hardheidsclausule in het kader van de Wajong-uitkering voor appellant die in Thailand verblijft
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellant, die sinds 2006 een Wajong-uitkering ontvangt, heeft verzocht om met behoud van zijn uitkering in Thailand te mogen wonen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de door appellant aangevoerde feiten en omstandigheden niet als zwaarwegende redenen konden worden aangemerkt om de hardheidsclausule toe te passen. Appellant heeft zijn verzoek onderbouwd met argumenten over zijn gezondheid en sociale situatie in Thailand, maar de Raad oordeelt dat er geen objectieve medische noodzaak is voor verblijf in Thailand. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om getuigen op te roepen af, omdat de reeds ingebrachte medische rapporten voldoende zijn voor de beoordeling. De Raad concludeert dat de schorsing van de Wajong-uitkering en de weigering van het Uwv om toestemming te verlenen voor verblijf in Thailand rechtmatig zijn.