ECLI:NL:CRVB:2020:703

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 maart 2020
Publicatiedatum
18 maart 2020
Zaaknummer
18/4996 WIA-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing naar de rechtbank na vernietiging van een besluit inzake WIA-PV door de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een geschil over de verzending van een besluit door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Appellante betwist dat het bestreden besluit op 17 mei 2017 is verzonden, zoals het Uwv stelt. Zij voert aan dat het besluit pas op 20 mei 2017 is ontvangen, wat zou betekenen dat de beroepstermijn pas op dat moment is aangevangen. De Centrale Raad oordeelt dat het Uwv niet heeft aangetoond dat het besluit op de door hen aangegeven datum is verzonden. Het verzendsysteem van het Uwv wordt niet als een deugdelijke verzendadministratie erkend, en dit is ook door het Uwv ter zitting bevestigd. Hierdoor is de beroepstermijn niet aangevangen op 18 mei 2017, maar eindigde deze op 1 juli 2017. Appellante heeft haar beroepschrift tijdig ingediend, en het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak wordt vernietigd en de zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank voor een inhoudelijke beoordeling. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 1.050,-.

Uitspraak

18.4996 WIA-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 augustus 2018, 17/3949 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 4 maart 2020
Zitting heeft: H.G. Rottier als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: H.S. Huisman
Appellante is ter zitting van 4 maart 2020 verschenen, bijgestaan door mr. J.I.T. Sopacua, advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.J.M.M. de Poel.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst de zaak terug naar de rechtbank Rotterdam;
  • veroordeelt het Uwv in de door appellante in hoger beroep gemaakte kosten tot een bedrag van € 1.050,-;
  • bepaalt dat het Uwv het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht van € 126,- vergoedt.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellante heeft in hoger beroep onder meer aangevoerd dat het bestreden besluit later dan 17 mei 2017 is verzonden, doordat dit besluit blijkens datumstempel op 20 mei 2017 is ontvangen.
Appellante heeft dus de ontvangst van het bestreden besluit bevestigd. De Raad begrijpt het hoger beroep zo dat gesteld wordt dat door de ontvangst op 20 mei 2017 de beroepstermijn niet is gaan lopen op de dag na de dagtekening van dat besluit, maar op de dag na ontvangst daarvan. Daarmee heeft appellante betwist dat het Uwv het bestreden besluit van 17 mei 2017 op die datum heeft verzonden. Gelet op vaste rechtspraak over verzending van
niet-aangetekende besluiten en de uitspraak van 5 februari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:225, betekent dit dat het Uwv aan de hand van een deugdelijke verzendadministratie aannemelijk dient te maken dat het bestreden besluit is verzonden op 17 mei 2017. Het Uwv is hierin niet geslaagd, aangezien het verzendsysteem van het Uwv niet als een deugdelijke verzendadministratie wordt aangemerkt, wat ook ter zitting door het Uwv is erkend.Niet is gebleken van contra-indicaties waardoor geoordeeld moet worden dat het bestreden besluit eerder moet zijn ontvangen. Gelet hierop is de beroepstermijn niet aangevangen op 18 mei 2017 en is de termijn geëindigd op 1 juli 2017. Appellante heeft het beroepschrift, gedateerd 28 juni 2017, dat op 29 juni 2017 door PostNL is gestempeld en op 30 juni 2017 door de rechtbank is ontvangen, dus tijdig ingediend.
Het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden vernietigd. In beroep en in hoger beroep is alleen gesproken over de ontvankelijkheid van het beroep van appellante. De rechtbank is aan een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit niet toegekomen. Gelet op artikel 8:115, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb, wordt de zaak daarom teruggewezen naar de rechtbank.
Er bestaat aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 1.050,- aan kosten van rechtsbijstand.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) H.S. Huisman (getekend) H.G. Rottier