ECLI:NL:CRVB:2020:681
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1970, op 19 april 2000 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering vanwege psychische klachten. Het UWV heeft deze aanvraag afgewezen op basis van de conclusie van een verzekeringsarts dat appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat was om te werken. Appellant heeft in 2014 verzocht om herziening van dit besluit, maar het UWV heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, en appellant is in hoger beroep gegaan. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat het UWV terecht geen aanleiding heeft gezien om terug te komen op het eerdere besluit, omdat de medische gegevens die appellant heeft ingediend onvoldoende onderbouwing bieden voor zijn stelling dat hij al op zeventienjarige leeftijd arbeidsongeschikt was. De Raad heeft ook geoordeeld dat de procedure meer dan vier jaar heeft geduurd, wat leidt tot een schadevergoeding van € 500,- voor appellant, te betalen door de Staat. De Raad heeft de verzoeken van appellant om schadevergoeding en om het UWV te veroordelen tot vergoeding van proceskosten afgewezen.