ECLI:NL:CRVB:2020:647
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering wegens arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant, geboren in 1997, had een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, maar deze was door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen op de grond dat hij arbeidsvermogen had. De rechtbank had de afwijzing van het Uwv bevestigd, en appellant ging hiertegen in hoger beroep. Tijdens de zitting op 30 januari 2020 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. R.E.J.P.M. Rutten.
De Raad oordeelde dat de medische onderzoeken door de verzekeringsartsen zorgvuldig waren uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan hun conclusies. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige hadden overtuigend gemotiveerd dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij appellant niet duurzaam was. De rechtbank had ook terecht overwogen dat appellant, hoewel hij ondersteuning nodig had, in staat was om te werken onder bepaalde voorwaarden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de medische situatie van de aanvrager en de noodzaak om de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie in overweging te nemen, zelfs als er beperkingen zijn. De Raad concludeerde dat appellant trainbaar en behandelbaar was, en dat er mogelijkheden waren voor verdere ontwikkeling van zijn vaardigheden.