ECLI:NL:CRVB:2020:611
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- J.T.H. Zimmerman
- C. van Viegen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering van bijstand op basis van erfenis en vermogen
Op 10 maart 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand van appellant, die sinds 21 november 2005 bijstand ontving op basis van de Participatiewet. De intrekking vond plaats na een melding dat appellant een perceel grond in Suriname had geërfd en dat hij over een aanzienlijk bedrag kon beschikken. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de bijstand van appellant met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat hij volgens hen beschikte over een erfenis die zijn recht op bijstand beïnvloedde.
De rechtbank had de beroepen van appellant tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij niet over de erfenis kon beschikken en dat de intrekking van de bijstand onterecht was. De Raad heeft vastgesteld dat appellant inderdaad erfgenaam was van een perceel grond en dat hij A had gemachtigd om hem te vertegenwoordigen in de afwikkeling van de erfenis. De Raad concludeert dat appellant redelijkerwijs kon beschikken over de opbrengst van de verkoop van zijn aandeel in het perceel, en dat hij niet heeft aangetoond dat hij niet over de gelden kon beschikken.
De Raad heeft de bewijslast bij het college gelegd, maar oordeelt dat het college voldoende bewijs heeft geleverd dat appellant beschikte over de erfenis. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De beslissing is openbaar uitgesproken op 10 maart 2020.