ECLI:NL:CRVB:2020:58
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake loonsanctie en re-integratie-inspanningen van werknemer na arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een loonsanctie opgelegd aan appellante, een B.V., door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vanwege onvoldoende re-integratie-inspanningen van een werknemer die arbeidsongeschikt was geraakt na een hersenbloeding. De werknemer was in dienst van appellante en had na zijn uitval een andere functie bij een ander bedrijf van dezelfde eigenaar. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante niet had voldaan aan de eisen voor een bevredigend re-integratieresultaat, omdat de werknemer niet in een functie met een loonwaarde van ten minste 65% van zijn eerdere loon was teruggekeerd. De Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat appellante zich onvoldoende had ingespannen om de werknemer in een passende functie te re-integreren. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd verworpen, omdat er geen sprake was van gelijke gevallen. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had besloten de loonsanctie niet te bekorten en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkgevers bij re-integratie van arbeidsongeschikte werknemers en de criteria die daarbij gelden.