ECLI:NL:CRVB:2020:560
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na beëindiging van de Ziektewet-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot het recht op ziekengeld van appellante. Appellante, die als verpleegkundige A werkzaam was, had zich op 18 juni 2014 ziek gemeld met rugklachten terwijl zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving. Het Uwv heeft in 2015 vastgesteld dat appellante per 18 juli 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepen van appellante tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts heeft de medische informatie van appellante en de rapporten van haar behandelaars in overweging genomen. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte geen reden heeft gezien om de juistheid van het medisch oordeel van de verzekeringsartsen in twijfel te trekken. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen aanleiding is om aan de medische beoordeling van het Uwv te twijfelen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd hebben dat appellante met ingang van 6 oktober 2015 arbeidsgeschikt was in het kader van de Ziektewet.
De Raad heeft de gronden van appellante in hoger beroep als herhalingen van eerdere argumenten beschouwd en heeft geconcludeerd dat de hoger beroepen niet slagen. De aangevallen uitspraken van de rechtbank zijn bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.