ECLI:NL:CRVB:2020:554
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid na zwangerschap en bevalling in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een ZW-uitkering aan een werkneemster. De werkneemster had een uitkering ontvangen op grond van de Ziektewet, maar het Uwv had vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheid niet direct het gevolg was van haar zwangerschap of bevalling. De werkneemster had psychische klachten, maar de verzekeringsartsen concludeerden dat deze klachten voortkwamen uit veranderde omstandigheden in haar leven en niet uit de zwangerschap of bevalling zelf. De door de werkneemster voorgestelde diagnose van postnatale depressie was niet door de huisarts vastgesteld. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van de werkneemster ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de conclusies van de verzekeringsartsen inzichtelijk en consistent waren, en dat er geen aanleiding was om aan de medische beoordeling te twijfelen. De Raad benadrukte dat voor een uitkering op basis van artikel 29a van de ZW, de arbeidsongeschiktheid een direct gevolg moet zijn van zwangerschap of bevalling. De uitspraak bevestigt de noodzaak van zorgvuldige medische beoordeling in dergelijke zaken.