ECLI:NL:CRVB:2020:554

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 maart 2020
Publicatiedatum
4 maart 2020
Zaaknummer
17/6311 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid na zwangerschap en bevalling in het kader van de Ziektewet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een ZW-uitkering aan een werkneemster. De werkneemster had een uitkering ontvangen op grond van de Ziektewet, maar het Uwv had vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheid niet direct het gevolg was van haar zwangerschap of bevalling. De werkneemster had psychische klachten, maar de verzekeringsartsen concludeerden dat deze klachten voortkwamen uit veranderde omstandigheden in haar leven en niet uit de zwangerschap of bevalling zelf. De door de werkneemster voorgestelde diagnose van postnatale depressie was niet door de huisarts vastgesteld. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van de werkneemster ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de conclusies van de verzekeringsartsen inzichtelijk en consistent waren, en dat er geen aanleiding was om aan de medische beoordeling te twijfelen. De Raad benadrukte dat voor een uitkering op basis van artikel 29a van de ZW, de arbeidsongeschiktheid een direct gevolg moet zijn van zwangerschap of bevalling. De uitspraak bevestigt de noodzaak van zorgvuldige medische beoordeling in dergelijke zaken.

Uitspraak

17.6311 ZW

Datum uitspraak: 4 maart 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 augustus 2017, 16/7322 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft D.C. Heijstek, arts gemachtigde, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 februari 2020. Namens appellante is Heijstek verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door J.C. Geldof.

OVERWEGINGEN

1.1.
[werkneemster] (werkneemster) was voor 40 uur per week werkzaam als salarisadministrateur voor appellante. Van 26 oktober 2015 tot en met 28 oktober 2015 en van 3 november 2015 tot en met 1 februari 2016 heeft werkneemster een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW), berekend naar 100% van het dagloon, ontvangen in verband met zwangerschapsgerelateerde klachten. Aansluitend heeft werkneemster tot en met 23 mei 2016 een uitkering ontvangen op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO). Op 9 maart 2016 is werkneemster bevallen van een dochter. Per 18 maart 2016 is de arbeidsovereenkomst tussen werkneemster en appellante geëindigd. Aansluitend op de WAZO-uitkering heeft werkneemster zich op 24 mei 2016 ziekgemeld.
1.2.
Naar aanleiding van een spreekuur op 16 juni 2016 heeft een verzekeringsarts van het Uwv geconcludeerd dat werkneemster nog niet arbeidsgeschikt is, maar dat dit niet als direct gevolg van zwangerschap en/of bevalling is. Bij besluit van 30 juni 2016 heeft het Uwv aan werkneemster met ingang van 24 mei 2016 een ZW-uitkering toegekend, berekend naar 70% van het dagloon.
1.3.
Bij besluit van 29 september 2016 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 30 juni 2016 ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 26 september 2016 ten grondslag.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank, samengevat, overwogen dat het medisch onderzoek van de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig is geweest. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zijn conclusies gebaseerd op bestudering van dossiergegevens, observaties verkregen bij de hoorzitting, eigen aanvullend onderzoek en informatie van de behandelend sector. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voorts naar aanleiding van de door appellante in bezwaar naar voren gebrachte gronden inzichtelijk gemotiveerd waarom de arbeidsongeschiktheid van werkneemster niet een direct gevolg is van zwangerschap en/of bevalling. Appellante is in beroep niet ingegaan op de reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en heeft geen (nieuwe) medische stukken overgelegd op grond waarvan twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling kan worden aangenomen. Daarom heeft de rechtbank geen aanknopingspunten om aan het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep verwezen naar de gronden die zij in bezwaar naar voren heeft gebracht. Appellante is van mening dat bij de werkneemster sprake is van een postnatale depressie en zij wel arbeidsongeschikt is als gevolg van zwangerschap en/of bevalling.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat ten tijde van belang sprake was psychische klachten bij werkneemster die haar ongeschikt maken voor haar arbeid bij appellante. In geschil is uitsluitend de vraag of de ongeschiktheid van werkneemster een direct gevolg is van haar zwangerschap en/of bevalling.
4.2.
Op grond van artikel 29a, vierde lid, van de ZW heeft de vrouwelijke verzekerde, indien zij, nadat het recht op uitkering ingevolge de WAZO is geëindigd, aansluitend ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid en die ongeschiktheid haar oorzaak vindt in de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap, recht op ziekengeld ter hoogte van haar dagloon, zolang die ongeschiktheid duurt, doch ten hoogste gedurende 104 aaneengesloten weken.
4.3.
Uit vaste rechtspraak van de Raad volgt dat de arbeidsongeschiktheid een direct gevolg moet zijn van de zwangerschap en/of bevalling wil aanspraak kunnen worden gemaakt op een uitkering ingevolge artikel 29a van de ZW (zie onder meer de uitspraken van 23 januari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BY9302, en van 24 april 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ8634).
4.4.
De hogerberoepsgronden van appellante zijn een herhaling van de gronden die zij in bezwaar en beroep naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft deze gronden in de aangevallen uitspraak gemotiveerd besproken. De overwegingen van de rechtbank worden geheel onderschreven. Daaraan wordt het volgende toegevoegd.
4.5.
Zowel de verzekeringsarts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben voor wat betreft de psychische klachten van de werkneemster aangesloten bij de door de huisarts gestelde diagnose surmenage. De psychische klachten moeten volgens de verzekeringsartsen gezien worden als een reactie van de werkneemster op de veranderde omstandigheden in haar leven en niet als een directe oorzaak van zwangerschap en/of bevalling. De door appellante voorgestane diagnose postnatale depressie is door de huisarts niet gesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarover opgemerkt dat enige depressieve klachten passend zijn bij de diagnose surmenage, maar dat dit niet betekent dat bij de werkneemster sprake is van een depressie die na de bevalling voorkomt. Voor wat betreft de lichamelijke klachten heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitgebreid gemotiveerd waarom deze klachten op zichzelf en in samenhang bezien niet leiden tot de conclusie dat werkneemster daardoor arbeidsongeschikt is voor het eigen werk. Deze conclusies van de verzekeringsartsen worden gevolgd omdat zij inzichtelijk en consistent zijn.
4.6.
Uit 4.2 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van B.V.K. de Louw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2020.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) B.V.K. de Louw