ECLI:NL:CRVB:2020:523
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Herziening van AOW-pensioen voor gehuwde pensioengerechtigde en duurzaam gescheiden leven
In deze zaak gaat het om de herziening van het AOW-pensioen van appellant, die ten tijde van belang gehuwd was met zijn echtgenote. Appellant ontving een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor ongehuwde pensioengerechtigden. De Sociale verzekeringsbank (Svb) ging ervan uit dat appellant duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote, wat leidde tot een herziening van zijn pensioen naar dat voor gehuwde pensioengerechtigden. De Svb baseerde deze beslissing op bevindingen uit een onderzoek naar de situatie van appellant en zijn echtgenote, waaruit bleek dat zij in 2013 gescheiden waren van tafel en bed, maar nog steeds frequent contact hadden en samen tijd doorbrachten.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellant ongegrond, met de overweging dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. Appellant ging in hoger beroep en betoogde dat de zorg die zijn echtgenote voor hem droeg niet uitsloot dat er sprake was van duurzaam gescheiden leven. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de feiten en omstandigheden, waaronder het frequente contact tussen appellant en zijn echtgenote, niet wezenlijk veranderden. De Raad onderschreef de eerdere oordelen en concludeerde dat de scheiding van tafel en bed niet leidde tot de ontbinding van het huwelijk, waardoor de herziening van het pensioen door de Svb gerechtvaardigd was.
De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten en bevestigde de aangevallen uitspraak. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.