ECLI:NL:CRVB:2020:523

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 februari 2020
Publicatiedatum
28 februari 2020
Zaaknummer
18/750 AOW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van AOW-pensioen voor gehuwde pensioengerechtigde en duurzaam gescheiden leven

In deze zaak gaat het om de herziening van het AOW-pensioen van appellant, die ten tijde van belang gehuwd was met zijn echtgenote. Appellant ontving een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor ongehuwde pensioengerechtigden. De Sociale verzekeringsbank (Svb) ging ervan uit dat appellant duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote, wat leidde tot een herziening van zijn pensioen naar dat voor gehuwde pensioengerechtigden. De Svb baseerde deze beslissing op bevindingen uit een onderzoek naar de situatie van appellant en zijn echtgenote, waaruit bleek dat zij in 2013 gescheiden waren van tafel en bed, maar nog steeds frequent contact hadden en samen tijd doorbrachten.

De voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellant ongegrond, met de overweging dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. Appellant ging in hoger beroep en betoogde dat de zorg die zijn echtgenote voor hem droeg niet uitsloot dat er sprake was van duurzaam gescheiden leven. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de feiten en omstandigheden, waaronder het frequente contact tussen appellant en zijn echtgenote, niet wezenlijk veranderden. De Raad onderschreef de eerdere oordelen en concludeerde dat de scheiding van tafel en bed niet leidde tot de ontbinding van het huwelijk, waardoor de herziening van het pensioen door de Svb gerechtvaardigd was.

De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten en bevestigde de aangevallen uitspraak. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

18.750 AOW-PV

Datum uitspraak: 13 februari 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland van 29 januari 2018, 18/29 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Zitting heeft: mr. H. Benek
Griffier: E.D. de Jong
Ter zitting zijn verschenen: mr. T.P. Boer, advocaat, voor appellant, en mr. G.E. Eind voor de Svb.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Appellant was ten tijde hier van belang gehuwd met [naam echtgenote] (echtgenote). Hij ontving laatstelijk een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor een ongehuwde pensioengerechtigde. Hierbij ging de Svb ervan uit dat appellant duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW. Bij besluit van 11 september 2017, in stand gelaten bij beslissing op bezwaar van 6 december 2017 (bestreden besluit), heeft de Svb het ouderdomspensioen van appellant vanaf september 2017 herzien naar voor een gehuwde pensioengerechtigde. Aan de besluitvorming liggen de bevindingen van het onderzoek naar het recht op ouderdomspensioen van appellant en zijn echtgenote ten grondslag. Die bevindingen zijn neergelegd in de rapporten met bijlagen van 18 en 28 augustus 2017. Op basis van de resultaten van het onderzoek heeft de Svb geconcludeerd dat bij appellant en zijn echtgenote geen sprake is van duurzaam gescheiden leven ook al zijn zij in 2013 gescheiden van tafel en bed.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat bij appellant en zijn echtgenote geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. De voorzieningenrechter heeft hierbij van belang geacht dat appellant en zijn echtgenote nog frequent contact hebben. De echtgenote komt zeker vier keer per week bij appellant thuis. Als appellant ziek is, komt zij elke dag om de hond uit te laten. Verder bezoeken appellant en zijn echtgenote samen nog wel eens vrienden en kennissen. Gelet op deze feiten heeft de Svb het ouderdomspensioen van appellant vanaf september 2017 op goede gronden herzien naar dat voor een gehuwde pensioengerechtigde.
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Volgens hem is wel sprake van duurzaam gescheiden leven. Dat zijn echtgenote ook zijn mantelzorger is, hoeft volgens hem niet te betekenen dat geen sprake is van duurzaam gescheiden leven.
4. Voor zijn vaste rechtspraak over het begrip duurzaam gescheiden leven als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 19 september 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3017 en ECLI:NL:CRVB:2019:3018.
5. De rechtbank heeft op basis van de in de aangevallen uitspraak genoemde feiten en omstandigheden met juistheid geoordeeld dat bij appellant en zijn echtgenote geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. De Raad onderschrijft dit oordeel en de overwegingen over de gronden waarop dit oordeel is gebaseerd volledig. Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd doet hier niet aan af. Dit betekent dat niet kan worden geconcludeerd dat ten tijde hier van belang sprake was van een gewilde verbreking van de echtelijke samenleving. Het feit dat appellant en zijn echtgenote zijn gescheiden van tafel en bed maakt het voorgaande niet anders omdat de scheiding van tafel en bed niet leidt tot ontbinding van het huwelijk.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) E.D. de Jong (getekend) H. Benek
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.