ECLI:NL:CRVB:2020:501
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ziekengeld en geschiktheid voor arbeid van een vrachtwagenchauffeur met verslavingsproblematiek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, een vrachtwagenchauffeur, had zich op 28 augustus 2015 ziekgemeld vanwege spijsverterings- en spanningsklachten, alsook verslavingsproblematiek. Het uitzendbureau waarvoor hij werkte, dat eigenrisicodrager is voor de Ziektewet, heeft hem ziekengeld uitgekeerd. Op 28 september 2016 heeft een bedrijfsarts van het uitzendbureau geoordeeld dat appellant weer geschikt was voor zijn werk. Het Uwv heeft vervolgens besloten dat appellant vanaf die datum geen recht meer had op ziekengeld.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard, waarbij zij het medisch onderzoek en de oordelen van de verzekeringsarts als zorgvuldig heeft beoordeeld. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn verslaving en andere gezondheidsklachten hem belemmerden in zijn werk. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er geen medische redenen waren om aan te nemen dat appellant niet geschikt was voor zijn arbeid. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij is vastgesteld dat de verslavingsproblematiek van appellant op de datum in geding niet als een ziekte of gebrek werd aangemerkt, en dat er geen aanleiding was voor het benoemen van een deskundige.
De Centrale Raad van Beroep heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.