In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heerlen, dat op 20 november 2014 een maatwerkvoorziening heeft toegekend in de vorm van twee elektrische deuropeners. Appellante, die rolstoelafhankelijk is en lijdt aan de ziekte MS, heeft verzocht om ook de overige drie deuren in haar woning van elektrische deuropeners te voorzien. Het college heeft dit verzoek afgewezen en appellante gevraagd een offerte te overleggen. De offerte van 28 mei 2015 werd ingediend, maar het college heeft in een later besluit van 7 juni 2016 slechts één deuropener vergoed, wat appellante niet accepteerde. Het college verklaarde het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk, omdat het besluit van 20 november 2014 in rechte vaststond.
De rechtbank Limburg heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellante gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het besluit van 20 november 2014 wel degelijk gericht is op rechtsgevolg en dus een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad concludeert dat appellante recht heeft op vergoeding voor de tweede elektrische deuropener, die niet is vergoed door het college. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover deze zelf in de zaak heeft voorzien door het bezwaar ongegrond te verklaren en bepaalt dat appellante recht heeft op een bedrag van € 4.261,62, inclusief BTW, te betalen door het college. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.100,- bedragen.