ECLI:NL:CRVB:2020:454

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 februari 2020
Publicatiedatum
26 februari 2020
Zaaknummer
18/5043 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van zorgprofiel voor appellant in het kader van de Wet langdurige zorg

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, geboren in 1933, heeft een indicatie aangevraagd voor een hoger zorgprofiel vanwege zijn psychogeriatrische en lichamelijke klachten. Het CIZ had eerder vastgesteld dat de appellant in aanmerking kwam voor het zorgprofiel VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg, maar de appellant betwistte dit en vroeg om een indicatie voor een zorgprofiel met zeer intensieve zorg. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder het advies van een medisch adviseur en de conclusies van een huisbezoek. De Raad concludeert dat het CIZ op goede gronden heeft geoordeeld dat het zorgprofiel VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg het best passend is voor de appellant. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18.5043 WLZ

Datum uitspraak: 26 februari 2020
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 4 september 2018, 17/5855 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)

CIZ

PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft [X.] hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2019. Appellant is verschenen, bijgestaan door [X.]. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.R. Kater.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, geboren in 1933, is bekend met verschillende psychogeriatrische, somatische en lichamelijke klachten. Appellant woont samen met zijn vrouw en zijn zoon en wordt door zijn zoon verzorgd.
1.2.
CIZ heeft aan appellant op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet langdurige zorg (Wlz) met ingang van 29 september 2015 een indicatie verleend voor het zorgprofiel VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg.
1.3.
Appellant heeft op 28 februari 2017 een hogere Wlz-indicatie aangevraagd. Volgens appellant dient hij in aanmerking te komen voor een indicatie voor het zorgprofiel VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op verzorging/verpleging.
1.4.
CIZ heeft na een huisbezoek bij besluit van 20 april 2017 bepaald dat appellant niet in aanmerking komt voor een hogere Wlz-indicatie. Appellant behoudt de indicatie voor het zorgprofiel VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.5.
Bij besluit van 27 juli 2017 (bestreden besluit) heeft CIZ het bezwaar ongegrond verklaard, mede onder verwijzing naar een advies van medisch adviseur I. Dammar van 14 juli 2017. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat het zorgprofiel VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg het best passend is, omdat appellant als gevolg van de grondslag psychogeriatrie is aangewezen op 24 uur zorg in de nabijheid. Verpleegkundige aandacht is noodzakelijk. Hierbij zijn echter geen verschillende disciplines betrokken.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat tussen partijen enkel in geschil is welk zorgprofiel voor appellant het best passend is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft CIZ op goede gronden geoordeeld dat het zorgprofiel VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg het best passende zorgprofiel voor appellant is. Uit de conclusies naar aanleiding van het huisbezoek, het medisch advies van Dammar van 14 juli 2017 en de overige stukken kan niet worden afgeleid dat appellant behoefte heeft aan veel gespecialiseerde verpleegkundige aandacht, zoals bedoeld in het zorgprofiel VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op verzorging/verpleging.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat, gelet op zijn aandoeningen, het zorgprofiel nummer 8 (lees: VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op verzorging/verpleging), het best passend is. Volgens appellant blijkt dit uit de (eerder) door hem overgelegde medische stukken en dan met name de brief van specialist ouderengeneeskunde E. Rozendaal van 22 februari 2017.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het geschil spitst zich toe op de vraag welk zorgprofiel het best aansluit bij de zorgbehoefte van appellant.
4.2.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank dat CIZ op goede gronden voor appellant het zorgprofiel VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg heeft vastgesteld. De Raad onderschrijft de overwegingen waarop dat oordeel berust en verwijst hiernaar. De Raad voegt daar het volgende aan toe.
4.3.
Het zorgprofiel VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg is gericht op verzekerden die vanwege ernstige dementiële problematiek behoefte hebben aan intensieve begeleiding en intensieve verzorging. Er is continue hulp, toezicht en sturing nodig. Bij ADL wordt op alle aspecten hulp of overname van zorg geboden. Als gevolg van de kwetsbare gezondheid is volgens dit zorgprofiel verpleegkundige aandacht noodzakelijk. CIZ heeft inzichtelijk gemaakt dat dit profiel goed aansluit bij de zorgbehoefte van appellant. CIZ heeft in het bestreden besluit het geïndiceerde en gewenste zorgprofiel met elkaar vergeleken. Het belangrijkste verschil tussen beide zorgprofielen is de mate waarin de verzekerde (gespecialiseerde) verpleegkundige aandacht nodig heeft. Bij appellant bestaat, anders dan bij het door hem gewenste zorgprofiel is opgenomen, geen dagelijkse behoefte aan veel (gespecialiseerde) verpleegkundige aandacht en/of handelen vanwege complexiteit en onvoorspelbaarheid van de zorgvraag. Bij de zorg voor appellant zijn namelijk geen verschillende disciplines betrokken. Ook uit het schrijven van Rozendaal blijkt niet dat appellant is aangewezen op gespecialiseerde verpleegkundige aandacht en dat appellant in aanmerking dient te komen voor het profiel VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op verzorging/verpleging.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries als voorzitter en W.J.A.M. van Brussel en C.J. Borman als leden, in tegenwoordigheid van C.I. Heijkoop als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2020.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) C.I. Heijkoop