Uitspraak
18.1257 AOW
OVERWEGINGEN
& Lasonder Gerechtsdeurwaarders en Incasso zal worden overgemaakt. In een beslissing van 16 mei 2017 (bestreden besluit) is het bezwaar hiertegen ongegrond verklaard.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die op 14 december 2017 het beroep ongegrond verklaarde. Appellante ontvangt een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 1 mei 2017, waarin werd medegedeeld dat een gedeelte van haar vakantiegeld, € 497,80, zou worden overgemaakt aan Kerckhoffs & Lasonder Gerechtsdeurwaarders en Incasso ter uitvoering van een gelegd beslag. De rechtbank oordeelde dat de Svb en de bestuursrechter geen bevoegdheid hebben bij het vaststellen van de beslagvrije voet, die volgens appellante onjuist was vastgesteld.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat er in het geheel geen beslag op haar AOW-pensioen gelegd zou moeten worden, omdat haar geen blaam treft bij het ontstaan van de gestelde schuld. De Centrale Raad van Beroep volgt echter de rechtbank in haar oordeel en stelt dat een beslagdebiteur bezwaren betreffende een gelegd beslag voor moet leggen aan de burgerlijke rechter. De Raad benadrukt dat de Svb verplicht is medewerking aan het beslag te verlenen en dat de bestuursrechter de geldigheid van het beslag als gegeven moet beschouwen. De Raad kan niet ingaan op de vraag of de schuld die heeft geleid tot het beslag terecht aan appellante is toegeschreven; als zij meent dat dit niet het geval is, moet zij zich wenden tot de beslaglegger of de burgerlijke rechter.
Appellante heeft in hoger beroep niet aannemelijk gemaakt dat de Svb niet binnen het kader van het gelegde beslag is gebleven. Daarom slaagt het hoger beroep niet en wordt de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.