ECLI:NL:CRVB:2020:418
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om algemene bijstand op basis van onvoldoende informatie over inkomsten uit muziekoptredens
In deze zaak heeft appellante, een zangeres, een aanvraag om algemene bijstand ingediend op basis van de Participatiewet. De aanvraag werd in eerste instantie buiten behandeling gesteld door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, maar na een nieuwe aanvraag werd deze opnieuw in behandeling genomen. Het college voerde internetonderzoek uit en ontdekte dat appellante veelvuldig optrad als zangeres, wat leidde tot de conclusie dat deze optredens als op geld waardeerbare arbeid konden worden gekwalificeerd. Appellante werd gevraagd om bewijsstukken van haar inkomsten, maar zij kon geen volledig en onderbouwd overzicht van haar optredens en inkomsten overleggen. Het college weigerde de bijstandsaanvraag op basis van het gebrek aan informatie en de rechtbank bevestigde deze beslissing. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bekrachtigd, waarbij werd vastgesteld dat appellante niet voldeed aan haar inlichtingenverplichting en dat het college terecht de aanvraag om bijstand had afgewezen. De Raad oordeelde dat de muziekoptredens van appellante als op geld waardeerbare activiteiten konden worden gekwalificeerd, ongeacht de intentie achter de optredens. De Raad concludeerde dat appellante onvoldoende bewijs had geleverd om haar recht op bijstand vast te stellen, en bevestigde de beslissing van het college.