ECLI:NL:CRVB:2020:411
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
WIA-dagloon niet berekend op basis van fictief inkomen Spaanse vrijwillige verzekering
In deze zaak gaat het om de vraag of het WIA-dagloon van appellante, die de Spaanse nationaliteit heeft en in Nederland heeft gewerkt, moet worden berekend op basis van een fictief inkomen dat zij ontleent aan haar Spaanse vrijwillige verzekering. Appellante heeft van november 1975 tot en met november 1980 in Nederland gewerkt en is daarna naar Spanje teruggekeerd. In Spanje heeft zij zich vrijwillig verzekerd tegen ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid. Het Uwv heeft haar WIA-uitkering nihil vastgesteld omdat zij in het refertejaar geen inkomen heeft genoten. Appellante betoogt dat haar dagloon moet worden berekend op basis van een fictief inkomen van € 748,20 per maand, dat zij in Spanje gelijkgesteld wordt met een werknemer die dit bedrag verdient. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, en het Uwv heeft in hoger beroep aangevoerd dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden voor een WIA-uitkering. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de regels voor de vaststelling van het dagloon zonder onderscheid gelden voor alle werknemers, ongeacht hun nationaliteit. De Raad stelt vast dat appellante, zelfs als zij gelijkgesteld zou worden met een verplicht WIA-verzekerde, geen recht heeft op een uitkering omdat haar dagloon nihil is. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.