ECLI:NL:CRVB:2020:384
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering en bestuurlijke boete na onderzoek woonsituatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de herziening van studiefinanciering en de oplegging van een bestuurlijke boete aan appellante door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De minister heeft op basis van een huisbezoek en de bevindingen van controleurs vastgesteld dat appellante ten onrechte studiefinanciering ontving als uitwonende studerende, terwijl zij in werkelijkheid als thuiswonende studerende diende te worden aangemerkt. Dit leidde tot een terugvordering van € 1.868,46 en een boete van € 934,23.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van de minister ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de aangetroffen omstandigheden in de woning onvoldoende bewijs boden voor de stelling van appellante dat zij op het opgegeven adres woonde. In hoger beroep heeft appellante haar eerdere argumenten herhaald, maar de Raad heeft geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of bewijs zijn gepresenteerd die de eerdere conclusies zouden kunnen weerleggen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de minister terecht heeft gehandeld op basis van het rapport van het huisbezoek.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de opgelegde boete evenredig is. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan.