Uitspraak
18.5585 AW
19 september 2018, 17/4599 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een ambtenaar die onvoorwaardelijk ontslagen is wegens plichtsverzuim. De appellant, werkzaam bij de gemeente Utrecht, werd beschuldigd van stelselmatig grensoverschrijdend en intimiderend gedrag, wat leidde tot een onveilige werksfeer. De klachten over zijn gedrag werden ingediend door collega's en behandeld door de Landelijke Klachtencommissie Ongewenst Gedrag. De commissie concludeerde dat de klachten gegrond waren, wat resulteerde in een schorsing van de appellant en uiteindelijk in een disciplinaire maatregel van ontslag.
De Raad voor de Rechtspraak bevestigde de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep van de appellant tegen het ontslag ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat de appellant zich schuldig had gemaakt aan ernstig plichtsverzuim, waaronder het maken van seksistische opmerkingen, het aanstichten van ongewenst gedrag en het misbruik maken van ICT-middelen van de gemeente. De Raad oordeelde dat de gedragingen van de appellant voldoende vaststonden en dat de disciplinaire maatregel van ontslag gerechtvaardigd was, gezien de ernst van de feiten.
De Raad wees ook de argumenten van de appellant af dat het onderzoek van de Klachtencommissie onzorgvuldig was en dat er sprake was van willekeur in de straftoemeting ten opzichte van een collega. De Raad concludeerde dat de appellant, gezien zijn senioriteit en de aard van zijn gedragingen, geen zelfinzicht had getoond en dat de maatregelen tegen zijn collega gerechtvaardigd waren, gezien diens lagere functie en medische beperkingen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.