ECLI:NL:CRVB:2020:369
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van een ZW-uitkering na ziekmelding en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante had een ZW-uitkering aangevraagd na een ziekmelding op 22 april 2014 wegens psychische klachten. Het Uwv had vastgesteld dat zij per 30 juni 2016 geen recht had op een ZW-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Appellante stelde dat het medisch onderzoek door het Uwv onvoldoende zorgvuldig was en dat haar klachten op de datum in geding waren onderschat. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusie van de arts bezwaar en beroep. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante in staat was om de geselecteerde functies te vervullen, ondanks haar psychische klachten. De Raad concludeerde dat de toekenning van een ZW-uitkering op een latere datum geen invloed had op de beoordeling van de belastbaarheid op de datum in geding. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de criteria voor arbeidsongeschiktheid in het kader van de Ziektewet.