In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Participatiewet, werd geconfronteerd met de intrekking van zijn bijstandsuitkering en de terugvordering van eerder verstrekte bijstand. Dit gebeurde naar aanleiding van een politieonderzoek waarbij een aanzienlijk contant geldbedrag van € 29.284,- bij de appellant werd aangetroffen. De Sociale Recherche Twente voerde een onderzoek uit naar de rechtmatigheid van de bijstand, wat leidde tot de conclusie dat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat de herkomst van de contante gelden onduidelijk bleef en dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn financiële situatie. De Raad heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete verlaagd. De Raad heeft ook de proceskosten van de appellant toegewezen en het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht.