ECLI:NL:CRVB:2020:350

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 februari 2020
Publicatiedatum
19 februari 2020
Zaaknummer
18/6132 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg voor kinderen met beperkingen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of appellante recht heeft op dubbele kinderbijslag voor haar zoon, die is aangewezen op intensieve zorg. De zoon van appellante, geboren in 2004, heeft verschillende diagnoses waaronder PDD-NOS, ADHD en epilepsie. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had eerder bepaald dat er geen recht op dubbele kinderbijslag bestond, omdat de zorgscore van de zoon niet voldeed aan de vereisten. Appellante betoogde dat het Beoordelingskader te streng is en dat haar zoon meer zorg nodig heeft dan een gezond kind van dezelfde leeftijd. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad.

De Raad oordeelde dat volgens de wetgeving recht op dubbele kinderbijslag alleen bestaat als een kind is aangewezen op intensieve zorg, wat inhoudt dat het kind ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren. De Raad volgde de argumentatie van de Svb en de rechtbank dat de zorgscore van de zoon niet voldeed aan de criteria voor intensieve zorg. De Raad bevestigde dat het Beoordelingskader als uitgangspunt kan dienen voor de beoordeling van aanvragen om dubbele kinderbijslag. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, zonder veroordeling in proceskosten.

Uitspraak

18.6132 AKW

Datum uitspraak: 19 februari 2020
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
18 oktober 2018, 17/2686 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft [X.] hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2020. Voor appellante is [X.] verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. van der Weerd.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
De zoon van appellante, [A.], geboren [in] 2004, is gediagnosticeerd met PDD‑NOS, ADHD en epilepsie.
1.2.
Bij besluit van 18 oktober 2016 heeft de Svb bepaald dat vanaf het derde kwartaal van 2016 voor [A.] geen recht op dubbele kinderbijslag bestaat.
1.3.
Bij besluit van 30 juni 2017 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar tegen het besluit van 18 oktober 2016, onder verwijzing naar een advies van CIZ en het daarbij gehanteerde Beoordelingskader Buk (Beoordelingskader), ongegrond verklaard. De zorgscore van [A.] is vastgesteld op twee punten op de items alleen thuis zijn en begeleiding buitenshuis, terwijl gelet op de leeftijd van [A.] van twaalf jaar op de peildatum 1 juli 2016 een minimale zorgscore van drie punten vereist is. Hierdoor is [A.] volgens de Svb niet zodanig ernstig beperkt in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 19 september 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:3029), overwogen dat het Beoordelingskader in beginsel als uitgangspunt voor de (wijze van) beoordeling van een aanvraag om dubbele kinderbijslag kan worden genomen. De rechtbank heeft voorts overwogen dat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het advies van CIZ onzorgvuldig tot stand is gekomen of dat dit advies niet concludent of anderszins onjuist is. Appellante heeft weliswaar gesteld dat [A.] is aangewezen op (bovengebruikelijke) intensieve zorg, maar die stelling is niet (medisch) onderbouwd
3. Appellante heeft de aangevallen uitspraak gemotiveerd bestreden. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het Beoordelingskader de lat om in aanmerking te komen voor dubbele kinderbijslag te hoog legt. Er dient volgens appellante een punt op een item in het Beoordelingskader te worden toegekend indien een kind meer zorg nodig heeft in vergelijking met een gezond kind uit dezelfde leeftijdscategorie. Uit de op grond van de Jeugdwet toegekende jeugdhulp volgt dat [A.] in ieder geval ook voor lichaamshygiëne intensieve zorg nodig heeft en voor dit item daarom een punt had moeten worden toegekend.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) heeft een verzekerde voor een tot zijn huishouden behorend kind dat drie jaar is of ouder, maar nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, indien het kind is aangewezen op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen mate van intensieve zorg.
4.2.
Op grond van artikel 11, eerste lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag (Buk) is van intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AKW sprake als het een kind betreft dat zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard. Op grond van het tweede lid worden bij ministeriële regeling nadere regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop wordt vastgesteld of er sprake is van intensieve zorg als bedoeld in het eerste lid.
4.3.
Op grond van artikel 12, eerste lid, van het Buk wint de Svb, om te bepalen of een kind intensieve zorg behoeft, een op medische gegevens gebaseerd advies in bij CIZ, genoemd in artikel 7.1.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg. In het tweede lid is bepaald dat bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot de procedure alsmede de beoordelingscriteria waarop het advies, bedoeld in het eerste lid, wordt gebaseerd.
4.4.1.
In artikel 1 van de Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (Regeling) is bepaald, voor zover van belang, dat in deze regeling onder advies wordt verstaan, een op medische gegevens gebaseerd advies als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Buk.
4.4.2.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Regeling kan de Svb vaststellen dat er sprake is van intensieve zorg indien het advies positief luidt. Op grond van het tweede lid, aanhef en onder b, luidt het advies positief indien het kind blijkens de beoordeling van CIZ intensieve zorg nodig heeft.
4.4.3.
In artikel 3, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat de beoordeling, bedoeld in
artikel 2, tweede lid, onderdeel b, tot stand komt aan de hand van de volgende items:
a. lichaamshygiëne;
b. zindelijkheid;
c. eten en drinken;
d. mobiliteit;
e. medische verzorging;
f. gedrag;
g. communicatie;
h. alleen thuis zijn;
i. begeleiding buitenshuis;
j. bezig houden, handreikingen.
In het tweede lid is bepaald dat indien CIZ oordeelt dat er sprake is van een zware zorgbehoefte op een item, CIZ op dit item een punt toekent. Ingevolge het derde lid, aanhef en onder c, behoeft het kind intensieve zorg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, indien het 10-17 jaar is en CIZ minimaal 3 punten toekent.
4.5.
CIZ hanteert bij de beoordeling als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling, het Beoordelingskader. Hierin is bij ieder item als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling uitgewerkt wanneer een punt wordt toegekend. Verder is bij ieder item vermeld wanneer geen score wordt toegekend.
4.6.
De rechtbank heeft, onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 19 september 2018, met juistheid overwogen dat het Beoordelingskader in beginsel als uitgangspunt voor de (wijze van) beoordeling van een aanvraag om dubbele kinderbijslag kan worden genomen. Het betoog van appellante dat het Beoordelingskader de lat om in aanmerking te komen voor dubbele kinderbijslag te hoog legt en dat een punt op een item zou moeten worden toegekend indien een kind meer zorg nodig heeft dan een gezond kind uit dezelfde leeftijdscategorie, volgt de Raad niet. Uit het hiervoor weergegeven wettelijk kader volgt immers dat slechts recht bestaat op dubbele kinderbijslag indien een kind is aangewezen op intensieve zorg. Dat is het geval als een kind zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard. Het Beoordelingskader sluit hierbij aan.
4.7.
Het college van burgemeester en wethouders van Weststellingwerf (college) heeft per 1 februari 2017 aan [A.] jeugdhulp verstrekt voor begeleiding individueel, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf voor ondersteuning bij onder meer tanden poetsen, kleding klaarleggen, veters strikken en handen wassen na het toilet. Weliswaar volgt hieruit dat [A.] volgens het college voor deze activiteiten meer zorg nodig heeft dan een gezond kind van zijn leeftijd, maar daarmee is niet aannemelijk gemaakt dat zijn zorgbehoefte zodanig groot is dat een punt voor het item lichaamshygiëne had moeten volgen.
4.8.
Uit wat onder 4.6 en 4.7 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.J.A.M. van Brussel als voorzitter en L.M. Tobé en P.J. Stolk als leden, in tegenwoordigheid van W.M. Swinkels als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2020.
(getekend) W.J.A.M. van Brussel
(getekend) W.M. Swinkels