ECLI:NL:CRVB:2020:3492
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling en geschiktheid voor andere functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante. Appellante, die als service medewerkster bij een tankstation werkte, had zich op 14 januari 2016 ziek gemeld vanwege knieklachten. Het Uwv had haar ziekengeld toegekend, maar beëindigde de uitkering per 13 februari 2017, omdat zij in staat werd geacht meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Gelderland verklaarde haar beroep ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren tegen de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door het Uwv en stelde dat haar medische situatie niet goed was gewogen.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de juistheid van de medische beoordeling te twijfelen. De verzekeringsarts had appellante gezien en gesproken, en de verzekeringsarts bezwaar en beroep had alle relevante informatie uit de behandelend sector in zijn beoordeling betrokken. De Raad concludeerde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat het onderzoek onzorgvuldig was geweest en dat de FML, die de beperkingen van appellante vastlegde, correct was toegepast. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van appellante om een onafhankelijk deskundige te benoemen af, omdat er geen twijfel bestond over de medische beoordeling van het Uwv. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en de rol van medische beoordelingen in het kader van de Ziektewet.