ECLI:NL:CRVB:2020:3469
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die op 25 oktober 2019 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heeze en Leende niet-ontvankelijk heeft verklaard. Appellant, geboren in 1953, heeft beperkingen door vaat-, chirurgische en longaandoeningen en heeft aanvragen ingediend voor ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college heeft deze aanvragen afgewezen, maar later alsnog de gewenste maatwerkvoorzieningen verstrekt. De rechtbank oordeelde dat appellant geen procesbelang meer had, omdat het college aan zijn verzoeken had voldaan.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij procesbelang heeft, omdat de rechtbank in een eerdere tussenuitspraak had overwogen dat het college medisch onderzoek moest laten verrichten. Appellant stelt dat het college deze verplichting niet is nagekomen en dat hij bij toekomstige aanvragen opnieuw medische informatie moet aanleveren. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat appellant geen procesbelang heeft, omdat hij met het hoger beroep niets meer kan bereiken. Het college heeft immers de gewenste voorzieningen verstrekt, en de wijze waarop dit is gebeurd is niet relevant voor de beoordeling van het procesbelang.
De Raad concludeert dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat appellant geen rechtens te honoreren belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroepsgronden. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 30 december 2020, waarbij de proceskosten niet zijn toegewezen.