ECLI:NL:CRVB:2020:3414
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenverplichting door prostitutie-inkomsten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering van appellante, die als prostituee werkzaam was zonder dit te melden aan het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel. Appellante ontving sinds 8 augustus 2014 bijstand op basis van de Participatiewet. Na een melding in 2013 heeft het college onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Uit het onderzoek bleek dat appellante in de periode van 1 februari 2017 tot 29 juli 2017 erotische werkzaamheden had verricht, wat zij niet had gemeld. Het college heeft daarop besloten de bijstand over deze periode in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen, alsook een bestuurlijke boete op te leggen van € 175,- wegens schending van de inlichtingenverplichting.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij niet in staat was om de inlichtingenverplichting na te komen, omdat zij slachtoffer was van mensenhandel. De Raad oordeelde echter dat de schending van de inlichtingenverplichting vaststond en dat de verwijtbaarheid niet van belang was voor de intrekking en terugvordering. De Raad bevestigde dat appellante de inlichtingenverplichting had geschonden door haar werkzaamheden en inkomsten niet te melden, en dat het college terecht de bijstand had ingetrokken en teruggevorderd. De opgelegde boete werd als evenredig beschouwd, gezien de omstandigheden van de zaak. De uitspraak van de rechtbank Rotterdam werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd ongegrond verklaard.