ECLI:NL:CRVB:2020:3410
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsverlening op basis van extreem laag waterverbruik en hoofdverblijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant ontving sinds 8 april 2009 bijstand op grond van de Participatiewet, maar het college van burgemeester en wethouders van Smallingerland heeft zijn bijstandsverlening ingetrokken en teruggevorderd op basis van extreem laag waterverbruik. Het college stelde dat het waterverbruik van gemiddeld 2 m³ per jaar erop wees dat de appellant niet op het uitkeringsadres woonde. De appellant voerde aan dat zijn sobere levensstijl de oorzaak was van het lage waterverbruik, maar de Raad oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf op het uitkeringsadres had. De Raad benadrukte dat de bewijslast voor het aantonen van het hoofdverblijf bij de bijstandverlenende instantie ligt, maar dat de appellant niet voldoende feiten en omstandigheden had aangedragen om zijn standpunt te onderbouwen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. De Raad concludeerde dat er voldoende grondslag was voor de intrekking van de bijstand en de terugvordering van het bedrag van € 31,70.