ECLI:NL:CRVB:2020:3310
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, geboren in 1998, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze op basis van de conclusie dat zij over arbeidsvermogen beschikt. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep. Tijdens de zitting op 2 december 2020 heeft appellante haar standpunt toegelicht, ondersteund door medische stukken en stageverslagen. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende inzichtelijk had gemaakt welke beperkingen er waren en dat appellante in staat was om ten minste vier uur per dag te werken, mits de omstandigheden geschikt waren. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat er geen schending was van het beginsel van 'equality of arms' en dat er geen noodzaak was voor het benoemen van een deskundige. Tevens werd het verzoek van appellante om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn toegewezen, omdat de totale procedure meer dan vier jaar had geduurd. De Staat werd veroordeeld tot betaling van € 500,- schadevergoeding en € 525,- aan proceskosten.