ECLI:NL:CRVB:2020:3253
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na medisch onderzoek en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, die zich ziek had gemeld met rugklachten, was in eerste instantie in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Het Uwv had vastgesteld dat appellante met ingang van 21 oktober 2016 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante was het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat er zwaardere beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen moesten worden.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was verricht. De verzekeringsarts had alle relevante medische informatie betrokken en er was geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies van het onderzoek. De rechtbank had ook geen reden gezien om een onafhankelijke medische deskundige in te schakelen. De Raad bevestigde dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellante, en dat de MAOC-richtlijn correct was toegepast. Het verzoek van appellante om schadevergoeding werd afgewezen, evenals het verzoek om vergoeding van wettelijke rente. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.