1.5.Het college heeft bij besluit van 22 januari 2019, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 7 juni 2019 (bestreden besluit), het verzoek afgewezen omdat het te laat is ingediend. Een dergelijk verzoek dient te worden ingediend binnen de daarvoor geldende termijn, die loopt vanaf de datum van het besluit waarbij de maatregel is opgelegd tot de einddatum van de looptijd van de maatregel. Het college heeft aan het bestreden besluit artikel 18, elfde lid, van de PW in samenhang met de Beleidsregels herziening maatregel (inkeerregeling, hierna: Beleidsregels) ten grondslag gelegd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant heeft, evenals in beroep, aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de inkeerregeling en van het beleid. Het college had hem daarover (tijdig) moeten informeren.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.Artikel 18, tweede lid, van de PW bepaalt, voor zover hier van belang, dat het college de bijstand verlaagt overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, indien de belanghebbende de verplichtingen voortvloeiende uit deze wet, met uitzondering van artikel 17, eerste lid, niet nakomt. De verlaging vindt plaats bij wijze van maatregel.
4.1.2.Artikel 18, derde lid, van de PW bepaalt dat het college een besluit als bedoeld in het tweede lid heroverweegt binnen een door hem te bepalen termijn die ten hoogste drie maanden bedraagt.
4.1.3.Artikel 18, elfde lid, van de PW bepaalt dat het college op verzoek van de belanghebbende ten aanzien van wie de maatregel is opgelegd, de verlaging herziet, zodra uit de houding en gedragingen van belanghebbende ondubbelzinnig is gebleken dat hij de verplichtingen, bedoeld in het vierde lid, nakomt.
4.1.4.Het college hanteert het beleid, neergelegd in de Beleidsregels, dat op verzoek van de werkzoekende een op grond van artikel 18, tweede lid, van de PW opgelegde maatregel kan worden herzien zodra uit de houding en gedragingen van de werkzoekende ondubbelzinnig is gebleken dat hij de verplichtingen alsnog nakomt, tenzij deze is opgelegd in verband met zeer ernstig misdragen (agressie) dan wel tekortschietend besef van verantwoordelijkheid in de voorziening van het bestaan. Voor zowel ingediende verzoeken tot herziening op basis van artikel 18, derde lid, van de PW als voor een verzoek om herziening op basis van artikel 18, elfde lid, van de PW, geldt dat het verzoek kan worden ingediend vanaf de datum van de beschikking waarmee de maatregel is opgelegd tot de einddatum van de looptijd van de maatregel.