ECLI:NL:CRVB:2020:3182
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling en afwijzing verzoek om deskundige
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, die als verpleegkundige werkte, had zich op 8 augustus 2016 ziek gemeld en ontving een Ziektewet (ZW) uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde haar uitkering per 8 september 2017, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante was het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had op 10 september 2020 overtuigend onderbouwd dat de medische gegevens van appellante geen aanleiding gaven om haar belastbaarheid aan te passen. Appellante had verzocht om een deskundige in te schakelen, maar dit verzoek werd afgewezen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin werd geoordeeld dat de FML van 6 december 2017 de beperkingen van appellante niet onderschatte en dat de geselecteerde functies medisch passend waren.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door J.P.M. Zeijen, met H. Spaargaren als griffier.