ECLI:NL:CRVB:2020:3174
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant. Appellant, die eerder een WGA-loongerelateerde uitkering ontving, had zich ziekgemeld in 2013 en was in 2015 in aanmerking gebracht voor een uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 43,38%. Na een herbeoordeling door het Uwv in 2018, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 35 tot 45%, werd zijn uitkering per 5 juni 2018 beëindigd. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde de beëindiging van de uitkering na een zorgvuldige beoordeling van zijn medische situatie.
De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de beperkingen van appellant waren gewijzigd ten opzichte van eerdere beoordelingen. In hoger beroep herhaalde appellant zijn stellingen, maar de Raad oordeelde dat hij geen nieuwe medische onderbouwing had gepresenteerd die zijn claims kon ondersteunen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) correct was vastgesteld en dat appellant in staat was om de voor hem geselecteerde functies te vervullen.
De Raad concludeerde dat de gronden in hoger beroep grotendeels een herhaling waren van wat eerder was aangevoerd en dat er geen reden was om de eerdere beslissing te herzien. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 16 december 2020, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.