ECLI:NL:CRVB:2020:3163
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang en afwijzing verzoek voorlopige voorziening
In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Purmerend, dat hem op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) maatwerkvoorzieningen heeft verstrekt. Verzoeker ontving eerder zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en had een verzoek ingediend voor een persoonsgebonden budget (pgb). Het college heeft echter het verzoek om een pgb afgewezen, omdat verzoeker geen persoonlijk plan had ingediend. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarop verzoeker in hoger beroep ging en tevens een verzoek om een voorlopige voorziening deed.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat verzoeker niet kon aantonen dat hij procesbelang had bij het hoger beroep. Tijdens de zitting verklaarde verzoeker dat hij meer huishoudelijke ondersteuning en een schadevergoeding van € 10.000.000,- wenste, maar het bestreden besluit ging niet over deze aanvragen. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker geen belang had bij de uitspraak, omdat hij zich opnieuw had gemeld voor maatschappelijke ondersteuning en het college al een nieuw onderzoek had ingesteld naar zijn situatie. Bovendien was het verzoek om schadevergoeding niet onderbouwd en leek het onaannemelijk dat er daadwerkelijk schade was geleden.
Daarom verklaarde de voorzieningenrechter het hoger beroep niet-ontvankelijk en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak werd gedaan door J.P.A. Boersma, in aanwezigheid van griffier B.H.B. Verheul, op 4 december 2020.