Uitspraak
18.4156 AOW
OVERWEGINGEN
augustus 2017 duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote. De rechtbank heeft daarvoor terecht van belang geacht dat appellant op 18 juli 2017 op het formulier “Onderzoek DGL” het volgende heeft verklaard. Er is sprake van frequent contact tussen appellant en zijn echtgenote gelet op de perioden van verblijf van appellant op de Filipijnen en van zijn echtgenote in Nederland. Zij verblijven dan in elkaars woning en ondernemen gezamenlijke activiteiten. Verder hebben zij dagelijks telefonisch contact met elkaar en betaalt appellant zijn echtgenote maandelijks een bedrag in de kosten van haar levensonderhoud. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat niet is gebleken dat appellant niet aan zijn verklaring kan worden gehouden. Ook heeft de rechtbank terecht in de door appellant in beroep op 28 februari 2018 overgelegde verklaring van zijn echtgenote geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel te komen. In hoger beroep is de Raad evenmin gebleken dat aan deze verklaring van de echtgenote die betekenis kan worden toegekend die appellant daaraan toegekend wenst te zien. Het gaat om een verklaring die op 10 december 2017, dus na het bestreden besluit, is opgemaakt, en waarin wordt gerefereerd aan een telefoongesprek tussen appellant en zijn echtgenote van 1 augustus 2017. Dat dit telefoongesprek met die inhoud daadwerkelijk op 1 augustus 2017 heeft plaatsgevonden, heeft appellant op geen enkele wijze (controleerbaar) onderbouwd. De stelling van appellant dat in dat telefoongesprek is gesproken over het beëindigen van de relatie en appellant zijn echtgenote niet langer financieel bijstaat, komt niet overeen met wat appellant in zijn bezwaarschrift van 9 november 2017 vermeldt. Daarin refereert hij nog steeds aan het regelmatige verblijf over en weer en de onderlinge contacten. Gelet op het voorgaande volgt de Raad appellant ook niet in zijn standpunt dat zijn afgelegde verklaringen noopten tot nader onderzoek. Dat de Svb in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld is niet gebleken.
artikel 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (Eerste Protocol), en met artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR).