ECLI:NL:CRVB:2020:3133
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- J.P.M. Zeijen
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Weigering en terugvordering van WW- en ZW-uitkering wegens geen privaatrechtelijke dienstbetrekking
In deze zaak heeft appellante, een werkneemster, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv om haar WW- en ZW-uitkering te weigeren en terug te vorderen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 10 december 2020 uitspraak gedaan. Appellante had op 11 mei 2017 een aanvraag ingediend voor een WW-uitkering na het beëindigen van haar dienstverband met een werkgever. Het Uwv heeft echter vastgesteld dat er geen sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen appellante en haar werkgever, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering en terugvordering van eerder betaalde uitkeringen. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de verklaringen van appellante en de bevindingen van het Uwv. De Raad concludeert dat appellante niet heeft aangetoond dat zij daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht voor de werkgever en dat de Uwv voldoende bewijs heeft geleverd dat er geen dienstbetrekking was. De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad oordeelt dat appellante niet met objectief en verifieerbaar bewijs heeft aangetoond dat het standpunt van het Uwv onjuist is. De uitspraak van de Centrale Raad bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.