ECLI:NL:CRVB:2020:2992
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. Appellante, die als productiemedewerkster werkte, had zich op 6 december 2016 ziek gemeld met schouderklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende haar een Ziektewet (ZW) uitkering toe, maar beëindigde deze per 6 januari 2018, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en ging in beroep.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat appellante geen medische informatie had overgelegd die de zorgvuldigheid van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling in twijfel trok. In hoger beroep voerde appellante aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat haar klachten mogelijk door reuma werden veroorzaakt. De verzekeringsarts had volgens haar moeten wachten op de resultaten van het onderzoek door de reumatoloog. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had echter voldoende informatie om de belastbaarheid van appellante te beoordelen, en de Raad oordeelde dat de medische beoordeling niet onjuist was.
De Raad bevestigde dat de geschiktheid van de geselecteerde functies voldoende gemotiveerd was en dat de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet ter discussie stonden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.