ECLI:NL:CRVB:2020:2948
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor arbeid na ziekte en de rol van medisch onderzoek door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die zich ziek had gemeld met lichamelijke klachten, had een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) geweigerd gekregen door het Uwv, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de arts bezwaar en beroep.
De appellant voerde in hoger beroep aan dat hij meer beperkingen had dan door het Uwv was aangenomen en dat er een urenbeperking moest worden vastgesteld. Hij overhandigde rapporten van onafhankelijke deskundigen ter ondersteuning van zijn standpunt. De Raad oordeelde echter dat de door het Uwv verrichte medische beoordeling correct was en dat de deskundigenrapporten van de appellant geen nieuwe inzichten boden die de eerdere conclusies konden weerleggen. De Raad bevestigde dat de appellant geschikt was voor ten minste één van de functies die in het kader van de WIA-aanvraag waren geselecteerd.
De Raad wees het verzoek van de appellant om een onafhankelijk deskundige in te schakelen af, omdat er geen twijfel bestond aan de juistheid van de beoordeling door het Uwv. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.