ECLI:NL:RBDHA:2020:5259
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. A.C.M. Martens, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door M. Alsemgeest. Eiser had een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was door het Uwv geweigerd op basis van het standpunt dat er in de periode van 3 februari 2017 tot 28 maart 2018 geen sprake was van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Eiser had zich ziek gemeld met fysieke klachten en stelde dat zijn beperkingen ernstiger waren dan door het Uwv aangenomen. De rechtbank heeft een deskundige benoemd om de gezondheidstoestand van eiser te onderzoeken. De deskundige concludeerde dat de klachten van eiser, hoewel progressief, niet leidden tot een toename van objectieve neurologische stoornissen. De rechtbank volgde de conclusies van de deskundige en oordeelde dat het Uwv terecht de WIA-uitkering had geweigerd. Eiser kon niet aantonen dat zijn klachten zodanig waren dat hij niet in staat was om de geduide functies te vervullen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.