ECLI:NL:CRVB:2020:2911
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake schadevergoeding en proceskostenveroordeling na intrekking van het beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 november 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en de Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie). Appellant heeft zijn hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 16 maart 2020 volledig aan zijn bezwaren tegemoet is gekomen. De Raad heeft vervolgens de verzoeken van appellant om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn en om proceskostenvergoeding behandeld.
De Raad heeft vastgesteld dat de procedure meer dan vijf jaar en zes maanden heeft geduurd, wat een overschrijding van de redelijke termijn met meer dan één jaar en zes maanden betekent. Dit leidde tot een schadevergoeding van € 2.000,- voor immateriële schade aan appellant. Daarnaast heeft de Raad het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 3.650,49, en de Staat der Nederlanden tot vergoeding van de proceskosten van appellant in hoger beroep tot een bedrag van € 262,50.
De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die de mogelijkheid bieden om een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van kosten en schade in geval van intrekking van het beroep. De Raad heeft de behandeling van het bezwaar en beroep als geheel beoordeeld en geconcludeerd dat de overschrijding van de redelijke termijn geheel toe te rekenen is aan de bestuursrechter. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de betrokken rechters.