ECLI:NL:CRVB:2020:2886
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsvermogen van jonggehandicapte in het kader van Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of appellant, geboren in 1995, beschikt over arbeidsvermogen in de zin van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Appellant had eerder een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was afgewezen wegens het ontbreken van voldoende medische informatie. Na een herbeoordeling door het Uwv, waarbij rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zijn betrokken, werd geconcludeerd dat appellant over arbeidsvermogen beschikt. De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad oordeelt dat er geen aanleiding is om de conclusies van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige niet te volgen. Appellant heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die zijn standpunt onderbouwt. De Raad wijst erop dat appellant in staat is om gedurende vier uur per dag, eventueel met tussenpozen, lichte taken uit te voeren, zoals het bezorgen van post intern of scannen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen reden is om een onafhankelijke deskundige te benoemen, en dat het beroep op het arrest Korošec niet opgaat in deze situatie. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en concludeert dat appellant niet als jonggehandicapte kan worden aangemerkt, omdat hij beschikt over arbeidsvermogen.